Als je een nieuwe laptop of racefiets wil kopen gaan de meesten van jullie eerst online op zoek naar informatie online. Maar waar vind je correcte informatie waar je op kan bouwen en laat jij je niet misleiden door verkopers van deze producten.
Lesdoel
Intro
Wat levert deze les jou op?
-
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
-
Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
-
Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren.
-
Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
-
Je kunt een gemiddelde berekenen.
Uitleg theorie
Refresh your mind!
Nieuwsgierig voor de les en wil je de begrippen al eens beluisteren, kijk dan het Pincode filmpje.
Natuurlijk kan je ook na (of voor) de les de uitleg nog eens bekijken.
Zelfstandig of samenwerken
Maak de basisopdrachten uit het werkboek.
Controleer jouw antwoorden met het nakijkboek.
- Alles foutloos gemaakt? Ga naar stap 4.
- Niet alles foutloos, ga naar stap 3.
Heb je een vraag fout? Dan de volgende stappen:
- Kijk wat er fout ging.
- Begrijp je wat er fout ging, anders vragen in de les.
- Maak de Herhaling opdracht die erbij hoort.
- Maak eventueel de vraag een paar dagen later opnieuw.
Maak de Plus opdrachten!
Rekonomie
Bij geld schrijf je het €-teken op en daarachter het bedrag.
Een geldbedrag noteer je met twee decimalen (2 cijfers achter de komma). Zo nodig rond je een bedrag op twee decimalen af.
Tussen de helen en de decimalen schrijf je een komma, maar op je rekenmachine toets je een punt in.
Als het een bedrag in hele euro’s is, hoeft er niets achter te staan.
Twee euro noteer je als € 2, € 2,00 of € 2,-. Anderhalve euro als € 1,50.
Bij duizendtallen noteer je een punt. Op je rekenmachine moet je die niet intoetsen! 45 × € 1.960 = € 88.200